Voortgang Wet werk en zekerheid (Wwz)
Via de zogenaamde voortgangsbrieven informeert Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) elk half jaar de Tweede Kamer over de voortgang van de omstreden Wet werk en zekerheid. Op 1 december jl. is de derde voortgangsbrief uitgebracht. Hieronder de belangrijkste punten.
Ten aanzien van het ontslagrecht signaleert de minister in zijn voortgangsbrief van 1 december 2016 onder andere dat:
- Er sprake is van een kortere ontslagprocedure nu in de Wwz is geregeld dat de proceduretijd in mindering kan worden gebracht op de opzegtermijn, waarbij wel minimaal één maand dient te resteren;
- Er gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid van hoger beroep en cassatie. Onderwerpen die in hoger beroep aan de orde komen, zijn bijvoorbeeld de toe- of afwijzing van een ontbindingsverzoek in eerste aanleg, de vraag of er sprake is van ernstige verwijtbaarheid van de werknemer of de werkgever en de hoogte van een toegekende (billijke) vergoeding;
- De gemiddelde vergoeding die de rechter toekent bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst is meer dan gehalveerd;
- Het aantal ontbindingszaken waarin de rechter heeft geconcludeerd dat een werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, en er dus naast de transitievergoeding een billijke vergoeding is toegekend, 6% bedraagt. Het aantal gevallen waarin geconcludeerd is dat een werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld bedraagt 9%. Dit zijn – overeenkomstig de bedoeling van de wet – geringe percentages;
- Het grootste deel van de ontslagen op initiatief van de werkgever vindt plaats via wederzijds goedvinden. Bij schikkingen in vergelijkbare gevallen wordt een lagere vergoeding overeengekomen dan voor de Wwz. Deze vergoeding ligt veelal tussen de transitievergoeding en de oude neutrale kantonrechtsformule. Werknemers en werkgevers onderhandelen nu vanuit de norm van de transitievergoeding in plaats van de veel hogere norm van de kantonrechtsformule.
Vind hier de volledige voortgangsbrief!